Jaarverslag 2020

Paragrafen

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

1. Maritieme Servicehaven Noordelijk Flevoland (MSNF)

PS hebben in juli 2017 besloten om de buitendijkse ontwikkeling van de Maritieme Servicehaven Noordelijk
Flevoland (MSNF) risicodragend te ontwikkelen en in december 2018 onder voorwaarden het investeringskrediet
verhoogd. In juni 2019 hebben Provinciale Staten de Servicehaven een maatschappelijke functie toegekend.

Wij onderkennen een aantal risico’s in de ontwikkeling van de MSNF. In december 2019 heeft de Raad van State
het provinciaal inpassingsplan vernietigd vanwege de nieuwe inzichten omtrent stikstofdepositie. Er moet
daarom een nieuw inpassingsplan worden opgesteld. Voordat de opdracht tot realisatie aan een aannemer
gegund kan worden moet het inpassingsplan onherroepelijk zijn. Daarnaast zijn de marktomstandigheden,
mede door de stikstofcrisis, gewijzigd. De stikstofproblematiek is helaas hardnekkig en er is op landelijke niveau nog steeds geen stikstofoplossing. Op regionaal niveau is het stikstofvraagstuk rondom de Maritieme Servicehaven praktisch gezien niet op te lossen. Daarmee is het onzeker wanneer het inpassingsplan kan worden vastgesteld en onherroepelijk zal worden. Dit zorgt voor onzekerheid voor de maritieme ondernemers en vervolgens het risico dat partijen af zullen haken.

Kans

Incidenteel/structureel

Financiële impact

Risicobedrag

n.v.t.

Incidenteel

n.v.t.

€ 4,0 mln.

De omvang en impact van de risico’s is gebaseerd op een Monte Carlo risicoanalyse (2020). Deze is gebaseerd op het huidige geaccordeerde businessmodel.

Beheersmaatregelen
De onderstaande beheersmaatregelen worden (onder meer) getroffen:

Aanbestedingsfase, voorafgaand aan de gunning dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:

  • Er zijn inmiddels juridisch bindende grondovereenkomsten met het Rijk, Waterschap en gemeente Urk.
  • Met de organisaties binnen het consortium MSNF zijn juridische bindende overeenkomsten over langjarige afname gesloten.
  • Er moet sprake zijn van een onherroepelijk inpassingsplan.
  • Er zal niet gegund worden bij een aanbestedingsresultaat dat boven budget is.

Realisatie- en exploitatiefase:

  • Monitoring van de financiële en fysieke voortgang van de ontwikkeling door een contractbeheersteam.
  • Het inzetten van technische specialisten die de ontwikkeling van de haven monitoren en specifieke toetsen op de werkzaamheden uitvoeren.
  • Periodieke rapportage over de voortgang van de realisatie van het project 'MSNF' aan GS en PS.

2. Flevokust Haven

PS hebben in 2014 besloten om te investeren in de buitendijkse ontwikkeling van de multimodale overslaghaven Flevokust. De ontwikkeling (bouw) van de haven is eind 2016 gestart en de haven is het derde kwartaal van 2018 in gebruik genomen. De definitieve afronding met de aannemer heeft in het vierde kwartaal 2019 plaatsgevonden.

Wij onderkennen een aantal risico’s inzake de exploitatiefase. Die risico's hebben betrekking op de omvang van toekomstige onderhoudskosten en verwachte opbrengsten uit de exploitatie als gevolg van eventuele leegstand. De provincie en gemeente Lelystad zijn bezig met het verkennen van de mogelijkheden om een Havenbedrijf op te richten, waarin zowel de buitendijkse haven als het binnendijkse bedrijventerrein kunnen worden ondergebracht. In 2021 wordt de uitkomst uit de verkenning over het oprichten van een havenbedrijf voor Flevokust Haven gedeeld.

Kans

Incidenteel / structureel

Financiële impact

Risicobedrag

n.v.t.

Incidenteel

n.v.t.

€ 1,66 mln.

De omvang en impact van de risico’s is gebaseerd op een in februari 2021 geactualiseerde Monte-Carlo risicoanalyse. Hierin is ook het effect van de in 2019 doorgevoerde duurzame waardevermindering betrokken en de gerealiseerde exploitatie. De risico’s hebben voornamelijk betrekking op exploitatierisico’s zoals leegstand en de kosten voor beheer en onderhoud.

Beheersmaatregelen
De onderstaande beheersmaatregelen worden (onder meer) getroffen:

Realisatie- en exploitatiefase:

  • Tot de eventuele oprichting van een havenbedrijf Flevokust Haven met gemeente Lelystad samenwerken in positionering en profilering van Flevokust Haven bij private en publieke partijen.
  • Na de (eventuele oprichting) van een havenbedrijf Flevokust Haven samen met de gemeente de exploitatie van de haven op een professionele en slagvaardige manier vormgeven. Het havenbedrijf krijgt – naast financiële kaders - de doelstelling om economische en maatschappelijke meerwaarde te realiseren.
  • Het monitoren van de financiële dekkendheid van exploitatie.
  • Het plegen van acquisitie voor het vinden van aanvullende exploitanten.
  • Periodieke rapportage over de voortgang van de realisatie van het project 'Flevokust Haven' aan GS en PS.

3. Grote infrastructurele projecten

Het risico van omvangrijke infrastructurele projecten wordt voorzien van een risicoberekening, waarvan de uitkomst wordt vergeleken met het reeds beschikbaar gestelde krediet. Indien de uitkomst van de raming hoger is dan het krediet wordt het verschil betrokken in de risicoberekening op concern niveau.
In de Jaarrekening 2020 zijn de risico's van het programma's 'Verlengde Anthony Fokkerweg en aansluiting A6',
'Hogering Almere', 'Groot Onderhoud bruggen en sluizen (GOBS)' en 'Roggebot/Kampen N307' geactualiseerd.

In de Programmabegroting 2021 was voor het project 'Aansluiting A6 en Anthony Fokkerweg' een risicoreservering van € 5,7 mln. opgenomen. Het project zit in de eindfase en de weg wordt naar verwachting in februari 2021 opengesteld en in de periode daarna financieel afgewikkeld. Inmiddels is vastgesteld dat gezien de voorspoedige realisatie het project binnen budget zal worden gerealiseerd. De resterende risico’s kunnen worden opgevangen binnen het projectbudget. Daarom kan de risicoreservering op provincie niveau in de jaarrekening 2020 komen te vervallen.

In de Programmabegroting 2021 was op concernniveau voor het project 'Hogering Almere' een risicoreservering van € 7,2 mln. opgenomen. Het project zit inmiddels in een andere fase en de meeste voorbereidingswerkzaamheden zijn gereed. Hierdoor is het risicoprofiel van het project gewijzigd. Rekening houdende met het restsaldo en de som van risico's kan de risicoreservering op concernniveau worden verlaagd tot € 2,4 mln. Het project zal in 2023 worden opgeleverd.

In de Programmabegroting 2021 was op concernniveau voor het programma ' Bruggen en Sluizen (GOBS) ' een risicoreservering van € 5,7 mln. opgenomen op basis van een Monte Carlo (MC) analyse opgesteld tijdens de aanbestedingsfase in 2017/2018. De installaties van de bruggen en sluizen in Flevoland zijn gedateerd en gebouwd in de tijd van de drooglegging van Flevoland 1940-1955. Het programma ' Bruggen en Sluizen ' heeft als doel deze objecten toekomstbestendig te maken inclusief de mogelijkheid om de installaties optimaal veilig en centraal te bedienen. Met als gevolg het aantal storingen te verminderen, de veiligheid te bevorderen en een kwaliteitsimpuls te creëren voor de beroeps en recreatievaart. De planning loopt van 2017 tot en met 2023. De 16 projecten worden ingepland afhankelijk van de prioriteit en dienen met zo min mogelijk overlast te worden uitgevoerd binnen een totaal krediet van € 59,8 mln.
De voornaamste risico's zijn onder meer de aanpassing van de werkwijze van het plaatsen van palen t.b.v. de steigers- remming- en geleidewerken, de aanpassing van de wijze van het verwijderen van oude palen en extra eisen machine veiligheid. De inzichten van het renoveren van de eerste objecten hebben vooralsnog niet geleid tot een aangepaste risico inschatting, waardoor het risico gelijk blijft ten opzichte van de Programmabegroting 2021 (€ 5,7 mln.).   

Het programma 'Roggebot/N307' bestaat uit het infradeel Overijssel, het watergerelateerde deel dat voor rekening komt van het rijk en het infradeel Flevoland. De besluitvorming heeft in september 2020 plaatsgevonden in de PS-en van Flevoland en Overijssel en door de minister van IenW. Het infradeel Flevoland en Overijssel heeft in totaal een krediet van € 27,5 mln. De risico's van beide infraprojecten worden gedragen door Flevoland en Overijssel en bedraagt voor Flevoland € 2,2 mln.

In totaal wordt risicoreservering opgenomen van ca. € 10,3 mln. (ten opzichte van € 18,5 mln. in de Programmabegroting 2021). De hieruit voortvloeiende structurele extra kapitaallasten bedragen ca. € 0,26 mln. Vermenigvuldigd met de factor 3 (conform beleid structurele risico's) leidt dit tot een risicobedrag van ca. € 0,77 mln.

Kans

Incidenteel / structureel

Financiële impact

Risicobedrag

n.v.t.

Structureel

n.v.t.

€ 0,77 mln.

Beheersmaatregelen:

  • Een grondige (integrale) voorbereiding met stakeholders zorgt voor een beheerste voorbereiding en uitvoering van de projecten.
  • Daarnaast worden de projecten gestuurd met inachtneming van de risico's en zijn ervaren projectteams geformeerd om de projecten voor te bereiden en te realiseren.

4. Innovatiepaviljoen (Floriade)

Provinciale Staten hebben in 2014 besloten om te investeren in een Innovatiepaviljoen op het Floriadeterrein. Inmiddels zijn zowel het ontwerp als de berekening voor de benodigde investering opgesteld. Uit die berekening bleek dat het oorspronkelijk beschikbare krediet niet toereikend was. In december 2017 is door PS besloten om het investeringskrediet te verhogen. Tevens is vastgesteld dat een risicoreservering van € 1,1 mln. benodigd is, gebaseerd op de uitgevoerde risicoanalyse. In 2019 heeft de aanbesteding van de bouw plaatsgevonden. De bouw van het Innovatiepaviljoen is medio 2020 gestart, de oplevering en ingebruikname wordt voorzien begin 2021.

Wij onderkennen nog steeds dezelfde risico’s die betrekking hebben op drie periodes, namelijk: de ontwikkelingsfase (bouw), de exploitatiefase en fase na afloop van de Floriade. De voornaamste risico's zijn:

  • Afhankelijk van het gebruik van het pand bestaat het risico dat de omzetbelasting over de bouwkosten (deels)niet verrekenbaar of compensabel is wat tot een kostenverhoging leidt.
  • Er is een risico op gedeeltelijke leegstand wat een lagere opbrengst tot gevolg kan hebben. Door de latere oplevering (2021 ten opzichte van 2017) is de exploitatieduur verkort en dus is het risico voor de provincie afgenomen (maar nog wel aanwezig).
  • Het is de bedoeling om het gebouw na afloop van de Floriade in 2023 te verkopen. De verkoopwaarde van het pand is nu een schatting en is bijvoorbeeld mede afhankelijk van de omgeving waarin het pand dan staat.

Kans

Incidenteel / structureel

Financiële impact

Risicobedrag

75%

Incidenteel

€ 1,4 mln.

€ 1,1 mln.

Beheersmaatregelen:
Voor de specifieke risico’s zijn beheersmaatregelen getroffen, zoals:

  • Eisen voor het kwaliteitsniveau zijn hoog, om de aantrekkelijkheid voor potentiële gebruikers te vergroten.
  • In 2020 is de businesscase voor de exploitatieperiode van 2021-2023 geactualiseerd en in de meerjarige provinciale begroting verwerkt (Najaarsnota 2020). De berekening komt uit op een totale last van circa € 0,5 mln., inclusief de kapitaallasten over die jaren. Deze lasten worden gefinancierd vanuit het daarvoor geoormerkte bedrag van € 0,7 mln. in de 'Brede Bestemmingsreserve'.
  • Door de corona beperkingen zullen inkomsten de komende maanden lager zijn, maar de uitgaven kunnen daar grotendeels op aangepast worden.
  • Wij rapporteren jaarlijks aan Provinciale Staten over de voortgang van het project, vanuit het programma 'Floriade Werkt!'.
  • Regelmatig wordt de risicoanalyse herhaald en geactualiseerd.
  • Het paviljoen wordt (met behulp van externe expertise) zo veel mogelijk aangesloten op de marktbehoefte.
  • In de exploitatieberekening is bij de beoordeling van de haalbaarheid al uitgegaan van een gedeeltelijke leegstand.
  • Voor het gunnen van de opdracht tot bouw van het pand hebben wij een beslissingsmoment gepland waarbij de analyse wordt gemaakt of nog voldaan kan worden aan de randvoorwaarden van het toegekende krediet.
  • Een deel van de exploitatie kan worden gefinancierd vanuit het programma 'Floriade Werkt!'.
  • Het voeren van verkennende gesprekken met Aeres Hogeschool en commerciële partijen over een overname na de Floriade.

5. Nazorgfonds

Op basis van de wet Milieubeheer is de provincie verantwoordelijk voor de eeuwigdurende nazorg van gesloten stortplaatsen. Via bij de exploitant opgelegde heffingen wordt vermogen opgebracht om deze nazorg te bekostigen. Dat vermogen is ondergebracht in het Provinciaal Fonds Nazorg Gesloten Stortplaatsen Flevoland (Nazorgfonds) en dient voldoende te renderen om de dekking van toekomstige uitgaven zeker te stellen. Het Nazorgfonds heeft (langjarig) een doelrendement van gemiddeld 4,4%. Wij onderkennen een risico dat het werkelijke rendement lager is, waardoor het vermogen van het Nazorgfonds niet toereikend zal zijn om aan de verplichtingen te kunnen voldoen.

Dit risico is tweeledig en ziet toe op de:
1. lange termijn (eeuwigdurend);
2. korte termijn (meerjarige begrotingshorizon tot 5 jaar).

Indien op lange termijn de rendementsdoelstelling niet haalbaar is, moet er een kapitaalstorting plaatsvinden om ervoor te zorgen dat het vermogen over de totale looptijd toereikend is om de onderhoudskosten te dekken. Voor de reeds gesloten stortplaatsen (nu alleen Het Friese Pad) is de provincie risicodrager voor dergelijke tekorten. Het uitgangspunt is een gemiddeld rendement van 4,4% over de lange termijn, namelijk een eeuwigdurende beleggingshorizon. Vooralsnog hanteren wij het uitgangspunt dat dit op de (zeer) lange termijn gemiddeld gerealiseerd kan worden, waardoor dit risico niet in onderstaand risicobedrag is meegenomen.

Voor de korte termijn kunnen lagere rendementen leiden tot (tijdelijke) verliezen en daarmee tot een negatief eigen vermogen van het fonds. De rendementsinkomsten zijn dan ontoereikend om de jaarlijkse nazorgkosten en/of de benodigde aangroei van de voorziening te dekken. Gezien de huidige kapitaalmarkt bestaat het risico dat het doelrendement niet kan worden gerealiseerd, waardoor de provincie het eigen vermogen van het Friese Pad dient aan te vullen. In 2020 wordt het beleggingsrendement op 3% ingeschat, waardoor het jaarresultaat naar verwachting negatief zal zijn. Voor het kwantificeren van dit risico wordt voor de jaren 2021 t/m 2025 uitgegaan van een te realiseren rendement van gemiddeld 1,5% (in plaats van de rekenrente van 4,4%). Dit komt neer op een financiële impact van circa € 0,23 mln. per jaar, waarvan de kans van optreden op 50% is geschat.

Kans

Incidenteel / structureel

Financiële impact

Risicobedrag

50%

Incidenteel

€ 1,2 mln.

€ 0,6 mln.

Het risico is afgenomen ten opzichte van jaarrekening 2019 (van € 0,88 mln. tot € 0,6 mln.). Dit heeft vooral te maken met de beleggingsrendementen die de afgelopen twee jaar relatief gunstig waren.

Beheersmaatregelen:
Het vermogensbeheer is uitbesteed aan een externe vermogensbeheerder (ABN Amro MeesPierson). Samen met deze vermogensbeheerder wordt binnen de (wettelijke) kaders die gesteld zijn aan het beleggingsprofiel en risico, gezocht naar een optimale samenstelling van de beleggingsportefeuille, om gegeven de huidige marktomstandigheden een optimaal rendement te realiseren.

In 2021 wordt een onderzoek uitgevoerd door een externe partij om te komen tot een goed systeem om de rekenrente te bepalen. Dit is mede op verzoek van het IPO en wordt landelijk gedragen. De verwachting is dat het onderzoek leidt tot een lagere rekenrente, waardoor de kans op het behalen van die rekenrente groter wordt. Het hanteren van een lagere rekenrente vergt wel een (incidentele) storting in het eigen vermogen van het fonds.

6. (Ineffectieve) informatievoorziening

De afgelopen jaren is (met het programma 'MAB') de informatievoorziening van de provincie Flevoland ‘op orde’ gebracht. De belangrijke stap die nog moet worden genomen is de overgang (voor een belangrijk deel) van ICT in eigen beheer naar clouddienstverlening. De voorbereidingen voor de transitie zijn vergevorderd; de ‘verhuizing’ staat voor begin 2021 gepland.

De digitalisering van de samenleving en (daarmee ook) de provincie zal de komende jaren in snel tempo voortgaan. De visie van de provincie Flevoland en de daarvoor benodigde activiteiten en middelen zijn uitgewerkt in een nieuwe Informatiestrategie 2021-2024, die dit voorjaar is vastgesteld door de directie en GS. Dit alles vraagt het nodige van de medewerkers van de provincie; daarom wordt er gericht gewerkt aan het vergroten van de kennis. Door de coronamaatregelen konden geen trainingen op locatie worden verzorgd, en is gekozen voor een digitale leeromgeving waarvoor 4 basistrainingen zijn ontwikkeld.

Door de toenemende digitalisering - niet alleen in de bedrijfsvoering, maar ook steeds meer in de primaire processen- neemt worden de risico’s op het gebied van informatieveiligheid groter. Hiertoe is 2020 het informatiebeveiligingsbeleid geactualiseerd en aangescherpt. Speerpunt daarin is de nieuwe, verplicht in te voeren, ‘baseline informatieveiligheid overheid’ (BIO). Deze baseline biedt concrete handvatten voor het bepalen van een adequaat beveiligingsniveau en de juiste beveiligingsmaatregelen. Hiertoe zijn/worden risicoanalyses uitgevoerd bij de afdelingen; het samenvattende beeld zal in het voorjaar 2021 worden gedeeld met de directie en bestuur.

De wetgeving (waaronder de Omgevingswet en de Wet open overheid) hebben grote impact op de wijze waarop de provincie haar processen uitvoert inclusief de daarvoor benodigde informatiesystemen. De inwerkingtreding van de Omgevingswet is verder uitgesteld (tot 1-1-2022); de aanpassingen op digitaal gebied zijn voor deze 1 e fase nog begrensd, maar zullen ook komende jaren de nodige aandacht en inspanningen vergen. Dat geldt ook voor de Wet open overheid, waarvoor de politieke besluitvorming nog in volle gang is. De impact van deze wet voor de provincie(s) is nog niet duidelijk; daarvoor wordt begin 2021 een impactanalyse uitgevoerd.

Er zijn in 2020 belangrijke stappen gezet op het gebied van dataficering. Er is een nieuw ‘dataplatform’ verworven en ingericht waarmee complexere data-analyses kunnen worden uitgevoerd. Deze ontwikkeling zal in 2021 worden voortgezet.

Bij de verdere ontwikkeling van de informatievoorziening en digitalisering wil de provincie Flevoland optimaal gebruik maken van de mogelijkheden die het programma ‘Interprovinciale Digitale Agenda’ (IDA). Het vastgestelde programmaplan van IDA voor 2021 biedt hiervoor goede aanknopingspunten.

Het niet tijdig en/of goed aansluiten op de digitale ontwikkelingen zal leiden tot gebrekkige ICT-voorzieningen bij alle afdelingen met alle risico’s van dien. Bijvoorbeeld onvoldoende dienstverlening (aan bedrijven en ketenpartners), verstoorde processen, gebrekkige (kwaliteit van) data en/of inbreuk in systemen. Naast juridische claims kan dit leiden tot extra benodigde investeringen in processen en systemen, waarvan de totale impact wordt geschat op € 5,0 mln.

De impact van corona (i.c. de sluiting van het provinciehuis) op de informatievoorziening van de provincie Flevoland is beperkt. Doordat in 2019 alle medewerkers een mobiele werkplek hebben gekregen (smartphone en laptop) kon de stap naar (verplicht) thuiswerken relatief eenvoudig gemaakt worden. Daarbij zijn faciliteiten beschikbaar gesteld (m.n. beeldschermen en bureaustoelen) om de thuiswerkplek (ergonomisch) te verbeteren. Ook het beheer van het IT-platform en de applicaties kan goed op afstand (‘remote’) worden uitgevoerd. Voor de activiteiten die echt op het provinciehuis moeten worden uitgevoerd is vrijstelling gegeven.

Kans

Incidenteel/structureel

Financiële impact

Risicobedrag

10%

Incidenteel

€ 5,0 mln.

€ 0,5 mln.

Ondanks het feit dat de basis nu beter op orde is, is het risicobedrag ongewijzigd ten opzichte van de vorige raming, gezien de snelle en ingrijpende ontwikkelingen op het gebied van digitalisering. Als de overgang naar clouddienstverlening is voltooid, de digitaliseringsprojecten voor de komende jaren bekend zijn en eventueel benodigde aanvullende maatregelen op het gebied van informatiebeveiliging zijn genomen zal het risicoprofiel met betrekking tot informatievoorziening opnieuw worden gewogen.

Beheersmaatregelen:

  • Realisatie van de ‘Informatiestrategie 2021-2024’.
  • Ontwikkeling van digitale kennis en vaardigheden (‘Medewerkers Digivaardig’).
  • Interprovinciale samenwerking (IDA).
  • Verdere ontwikkeling (kennis, vaardigheden en capaciteit) van de afdeling IV.

7. Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (APPA)

Het risico bestaat dat de middelen in de voorziening 'APPA' (Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers) niet toereikend zijn om aan de toekomstige pensioenverplichtingen te voldoen. Jaarlijks wordt door Loyalis een actuariële berekening van de benodigde middelen in de voorziening 'APPA' ten behoeve van de jaarrekening opgesteld. Na controle door de accountant wordt het bedrag vastgesteld, zodat aan alle toekomstige verplichtingen kan worden voldaan. De onderliggende variabelen zijn onder meer de rente, de levensverwachting van en het aantal bestuurders, de huidige leeftijd van de uitkeringsgerechtigde en het behaalde rendement op de uitzettingen. Omdat deze variabelen constant aan verandering onderhevig zijn fluctueert het benodigde bedrag met als mogelijk gevolg dat er een extra storting moet plaatsvinden in de voorziening 'APPA' om deze op peil te houden. Dit heeft zich in afgelopen jaren meerdere malen voorgedaan.

Kans

Incidenteel/structureel

Financiële impact

Risicobedrag

50%

Incidenteel

€ 0,5 mln.

€ 0,25 mln.

Het risico is ongewijzigd ten opzichte van de Programmabegroting 2021. Bij de Jaarstukken 2020 wordt de hoogte van de benodigde voorziening opnieuw berekend.

Beheersmaatregel:
De frequentie van jaarlijkse actualisatie voorkomt grote schommelingen.

8. OMALA

OMALA N.V. is een verbonden partij van provincie Flevoland. De handelsnaam is Lelystad Airport Businesspark (LAB). De provincie heeft twee financiële belangen, namelijk het verstrekte aandelenkapitaal en de verstrekte leningen voor de financiering van het werkkapitaal. De ontwikkeling van LAB is in het verleden vertraagd door de latere besluitvorming omtrent het luchthavenbesluit en door de landelijke economische situatie. De ontwikkeling betreft zowel de verwerving als de ontwikkeling en verkoop van gronden.

Wij onderkennen het risico dat er een negatief resultaat kan ontstaan in de grondexploitatie van de ontwikkelingsmaatschappij doordat:

  • de verkoop van de gronden niet, later of tegen een lagere prijs wordt gerealiseerd;
  • de kosten voor de ontwikkeling hoger blijken te zijn dan geraamd.

Wanneer het risico zich voordoet kan het gevolg daarvan zijn dat de waardering van het door de provincie verstrekte kapitaal en de leningen naar beneden moet worden bijgesteld vanwege incourantheid of lagere marktwaarde.

De kans is geschat op basis van de voortgang van de grondexploitatie. Door de verkoop van een grote hoeveelheid grond is de achterstand in de grondexploitatie voor een groot deel ingehaald. De samenwerking met Schiphol Real Estate (SRE) in de ontwikkeling van het gebied is bekrachtigd door een getekende overeenkomst. Dit betekent dat de realisatiekans van de kavel Flight District (tegenover de terminal) ook verder is toegenomen. Het besluit over het in operationeel gebruik nemen van Amsterdam Lelystad Airport voor groot handelsverkeer heeft alleen invloed op de grondexploitatie Flight District. Als gevolg van verdere aflossing van de uitstaande lening is de financiële impact (beperkt) afgenomen ten opzichte van de inschatting in de jaarrekening 19 (van € 0,2 mln. tot € 0,1 mln.).

Kans

Incidenteel / structureel

Financiële impact

Risicobedrag

10%

Incidenteel

€ 1,0 mln.

€ 0,1 mln.

Beheersmaatregelen
Om risico’s te beperken zijn de volgende beheersingsmaatregelen ingesteld:

  • De bedrijventerreinen rond Amsterdam Lelystad Airport hebben de status ‘bijzonder terrein’ gekregen, waardoor er ruimere mogelijkheden zijn voor ontwikkeling.
  • Er zijn concrete beheersingsafspraken gemaakt tussen de betrokken aandeelhouders. Zo moeten alle investeringsbeslissingen betreffende grondverwerving en bouwrijp maken, vooraf worden goedgekeurd door de aandeelhouders.
  • De kosten in de grondexploitatie zijn versoberd, onder andere voor het onderdeel bedrijfsvoering.
  • De grondexploitatie wordt periodiek (met behulp van externe deskundigen) geactualiseerd en vervolgens door de bestuurders en aandeelhouders geëvalueerd.
  • Voor het verstrekken van leningen is een plafond overeengekomen.
  • Per kwartaal wordt er door OMALA gerapporteerd aan de aandeelhouders over de voortgang en de financiële positie. Deze rapportages worden zowel ambtelijk als bestuurlijk geëvalueerd en besproken.
  • SRE heeft een aandeel overgenomen in Flight District, wat leidt tot risicobeperking voor de provincie.

9. Persoonsgegevens (AVG)

Alle organisaties moeten aan de AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming) verordening voldoen. Hierop wordt toezicht gehouden door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De maximale boete is substantieel en afhankelijk van het omzetniveau en type organisatie. De provincie houdt (als midden-bestuur) in beperkte mate persoonsgegevens bij. Deze hebben met name betrekking op medewerkers, aanvragers van provinciale diensten en relaties.

Kans

Incidenteel/structureel

Financiële impact

Risicobedrag

10%

Incidenteel

1,0 mln.

0,1 mln.

De provincie heeft diverse beheersmaatregelen ingevoerd:

  • De in AVG genoemde processen (voor zover nu bekend) zijn geïmplementeerd en vastgesteld binnen de provincie en de informatiehuishouding is in beeld gebracht. In geval van risicovolle processen wordt een meer diepgaande risicoanalyse uitgevoerd (zo nodig middels een Business Impact Analyse (BIA): instrumentarium voor toetsing van de mate van benodigde Informatiebeveiliging) en/of een Data Protection Impact Assessment (DPIA): instrumentarium voor (zelf-) assessment om vooraf de privacy risico’s van een (beoogde) gegevensverwerking in kaart te brengen).
  • Deze inventarisatie van risicovolle processen is gestart in 2020 en loopt nog door in 2021.
  • Er worden verwerkersovereenkomsten afgesloten met derden die in opdracht van de provincie taken uitvoeren waarbij persoonsgegevens worden verwerkt.
  • Er worden ook samenwerkingsovereenkomsten gesloten wanneer er sprake is van een gedeelde of gezamenlijke verantwoordelijkheid.
  • De verwerkingen van persoonsgegevens zijn in beeld en vastgelegd in het (wettelijk voorgeschreven) register; dit wordt continu geactualiseerd.
  • De rechtmatigheid van verwerkingen wordt regelmatig gecontroleerd en wijzigingen worden bijgehouden.
  • Tijdige melding en afhandeling van (potentiële) datalekken binnen de provincie is ingeregeld conform het protocol melding datalekken; de werkwijze wordt binnen de organisatie (voortdurend) gecommuniceerd.
  • De provincie bevordert continu de bewustwording met betrekking tot de omgang van persoonsgegevens en de beveiliging daarvan. Dit zal in 2021 nog meer onder de aandacht worden gebracht door middel van eLearning modules en workshops die specifiek op dit onderwerp zijn gericht.

10. Overige risico's

De resterende financiële risico's bedragen ca. € 0,4 mln. (Programmabegroting 2021 ca. € 0,4 mln.).

Risicovolle ontwikkelingen met (mogelijk) een financiële impact

Onder meer de volgende risicovolle ontwikkelingen kunnen worden genoemd zonder dat deze kunnen of worden gekwantificeerd:

Dossier Stikstof
De Raad van State heeft op 29 mei 2019 beslist dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet gebruikt mag worden als basis om toestemming te verlenen voor activiteiten (door GS of het rijk) die leiden tot een stikstoftoename op stikstofgevoelige habitattypen en soorten in Natura 2000-gebieden.

Deze beslissing heeft consequenties voor ruimtelijke ontwikkelingen, zoals woningbouw, de aanleg van infrastructuur (onder andere vaar-, spoor-, en autowegen), de bouw van nieuwe bedrijven en agrarische activiteiten, die kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden. Meldingen onder de PAS hebben hun rechtskracht verloren.

Nu het ecologisch onderzoek (“de passende beoordeling”) van het PAS niet meer als basis voor toestemmingverlening kan worden gebruikt, is voor veel ruimtelijke ontwikkelingen, ook op grote afstand van Natura 2000-gebieden, nodig dat zij op een andere manier gaan aantonen, dat hun project of plan (zoals een 102 bestemmingsplan) op voorhand geen significant schadelijke effecten heeft op de Natura 2000-gebieden. Pas daarna kan toestemming worden verleend.

Voor projecten betekent dit dat moet worden beoordeeld of (alsnog) een natuurvergunning is vereist. Gedeputeerde Staten (en in een aantal gevallen het ministerie van LNV) zijn het bevoegde gezag voor deze vergunning. Zij dienen te beoordelen of voor een project een natuurvergunning is vereist. Voor bestemmingsplannen geldt weliswaar geen natuurvergunningsplicht, maar ook zij moeten ook aan de eisen van de Wet natuurbescherming voldoen. Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet daarom beoordeeld worden of de met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen significant negatieve effecten zouden kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied. Ook dan moet er een passende beoordeling (en als gevolg daarvan ook een milieueffectrapport) worden gemaakt.

De commissie Remkes heeft in haar rapport 'Niet alles kan' advies gegeven over de maatregelen die genomen kunnen worden om stikstof depositie te verminderen. Op landelijke niveau worden bestuurlijke afspraken gemaakt over de acties van gemeenten, provincies en het rijk op de korte middellange en lange termijn. Flevoland heeft daarin een bijzondere positie omdat wij geen voor stikstof gevoelige N2000 gebieden hebben. Door middel van de gebiedstafels wordt met de verschillende sectoren in Flevoland nagedacht wat voor Flevoland de beste maatregelen en oplossingen kunnen zijn. Dit alles is van belang omdat de uitspraak veel belangrijke ontwikkelingen zoals Lelystad Airport, MSNF, MITC, dijkversterking, woningbouw en bedrijfsverplaatsingen raakt. Er moet rekening worden gehouden dat niet alle plannen en ontwikkelingen door kunnen gaan op dezelfde voet of zelfs helemaal niet meer. De omvang van dit probleem is zo groot dat ook op landelijk niveau wordt gekeken naar het schadeaspect. Hier kan op dit moment nog geen inschatting van worden gegeven.

De Tweede Kamer heeft door middel van een amendement in de Wet stikstofreductie en natuurverbetering geborgd dat PAS-meldingen en activiteiten die onder het PAS vrijgesteld waren van een vergunning alsnog een vergunning krijgen. Hoewel het Rijk hiervoor primair aan de lat staat, is nog onduidelijk welke impact het vergunnen van al deze activiteiten gaat hebben op de formatie. Daarnaast zien we een toename in het aantal handhavingsverzoeken betreffende deze categorie.
Beheersmaatregelen
In maart 2020 heeft PS extra budgetten beschikbaar gesteld. Dit betrof een structureel budget voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (ca. € 0,3 mln.), een incidenteel budget maatwerkgesprekken bv. verduurzamingsmaatregelen en stikstofreductie (ca. € 1,5 mln.) en een incidenteel budget voor innovatie bv. pilots die leiden tot stikstofreductie (ca. € 1,5 mln.).   

COVID-19
Het jaar 2020 heeft in het teken gestaan van de coronacrisis. Na de eerste golf was er sprake van een grote mate van onzekerheid. Die onzekerheid is er nog steeds. De verwachting is dat de huidige tweede golf sociaaleconomische gevolgen heeft met aanzienlijke effecten op de samenleving. De tweede lockdown leidt tot langdurige sluiting van horeca en detailhandel. Hoewel op dit moment de werkloosheid en economische krimp beperkt zijn, moet op de middellange termijnrekening worden gehouden met diverse consequenties. Niet alleen op het gebied van de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld in het MKB, maar eveneens minder zichtbare veranderingen zoals mentale en fysieke gezondheid, toekomstperspectief, verscherping van en tweedeling in de samenleving en toename van onveiligheid.

Beheersmaatregelen
De ernst en de duur van de crisis zijn onbekende factoren. De vaccinatie zal ervoor zorgen dat de samenleving geleidelijk open kan. Naast het Noodfonds heeft de provincie een coronamaatregelenpakket opgesteld om de effecten van de crisis te bestrijden en te investeren in de samenleving. Ook het rijk en gemeenten treffen maatregelen.

De crisis wordt periodiek gemonitord (zie Coronamonitor op de website). Er wordt overlegd met andere overheden, bedrijfsleven en instellingen om Flevoland uit de crisis te brengen. Daarnaast zien we dat de crisis leidt tot innovaties en dat kansrijke initiatieven worden ondernomen. Er hoeft geen separate risicoreservering voor de financiële gevolgen van de coronacrisis opgenomen.

Openbaar vervoer
De maatregelen die het kabinet heeft afgekondigd ter bestrijding van het coronavirus zijn met ingang van medio maart 2020 van grote invloed geweest op de exploitatie van het openbaar vervoer in Nederland. Onder andere de angst voor het virus en de oproep om zoveel mogelijk thuis te werken hebben de reizigersaantallen drastisch doen dalen. Tegelijkertijd is de sector als “vitale functie” aangemerkt, met als gevolg dat dienstregelingen grotendeels in stand zijn gehouden om mensen met vitale beroepen te kunnen vervoeren van en naar hun werk. Binnen de OV-concessie IJsselmond is de provincie Flevoland opbrengstverantwoordelijk. Mee- en tegenvallers in de reizigersinkomsten komen daarmee voor rekening en risico van de provincie als concessieverlener.

Beheersmaatregelen
Over de periode 15 maart tot en met 31 december 2020 heeft het Rijk in verband met de uitvoering van het openbaar vervoer tijdens de coronapandemie een landelijke compensatieregeling (ter gedeeltelijke dekking van de gederfde opbrengsten -restrisico vervoerder-) opengesteld. Als één van de voorwaarden gold dat de provincie haar (pre-corona berekende) exploitatievergoeding in het kader van de OV-concessie IJsselmond volledig aan de vervoerder zou betalen. Hier heeft de provincie gehoor aan gegeven. Door de beschikbaarheidstelling van de compensatieregeling is het financieel risico voor de provincie in 2020 beperkt gebleven.

Onduidelijk is hoelang het virus zich nog blijft verspreiden en of alle reizigers, die vóór corona frequent gebruikt maakten van het openbaar vervoer, terugkeren. Voor de eerste helft van 2021 is het Rijk wederom van plan om een compensatieregeling open te stellen, waarbij het restrisico bij de decentrale overheden als concessieverlener komt te liggen. Hoe hoog dit restrisico voor Flevoland zal zijn is afhankelijk van de definitieve voorwaarden die aan de compensatieregeling zijn verbonden.

Tevens wordt er tussen Rijk, decentrale overheden en vervoerders gewerkt aan een transitieplan, waarin verschillende maatregelpakketten worden uitgewerkt om de sector toekomstbestendig te maken. Of het Rijk ook na 1 juli 2021 nog bereid is om de sector financieel te ondersteunen is op dit moment onduidelijk. Voor het afdekken van de provinciale financiële risico’s als gevolg van gederfde reizigersopbrengsten in het openbaar vervoer is binnen de 'Brede Bestemmingsreserve' bij het vaststellen van de Najaarsnota 2020 een bedrag van € 2,25 miljoen geoormerkt.

Overige ontwikkelingen:

  • In de huidige meerjarenraming (2021-2024) zijn de accressen uit de Meicirculaire 2020 verwerkt. Deze zijn bevroren (dus hard) voor 2020 en 2021, maar in de jaren daarna onzeker. Deze onzekerheid bestaat uit het risico dat de accressen vanaf 2022 lager zullen uitvallen omdat er rijksombuigingen worden verwacht om het begrotingstekort en de staatsschuld (na alle getroffen coronamaatregelen) niet te ver te laten oplopen. Anderzijds moet met het nieuwe kabinet afspraken worden gemaakt over de ontwikkeling van het Provincie- (maar ook het Gemeentefonds). Nu worden de accressen bepaald volgens de trap op, trap af methode maar eventueel komt er een andere methode voor terug. In de perspectiefnota moet worden besloten hoe de accressen voor 2022 en verder te ramen.
  • Zoals bekend zijn elektrische auto’s vrijgesteld van MRB en dus derven we daarover de opcenten. Het aantal elektrische auto's neemt gestaag toe. Als beheermaatregel is hiervoor meerjarig een risicobuffer in de begroting opgenomen. Tweemaal per jaar wordt gemonitord of deze buffer toereikend is. Er is een rapport opgesteld door het ROB (april 2020) op basis waarvan de provincies menen dat het Rijk zou moeten compenseren voor het effect van dit rijksbeleid. Bij de berekening van de hoogte van de buffer is uitgegaan van 50% compensatie van de derving. Echter het ministerie van BZK lijkt dit over te laten aan het nieuwe kabinet.
  • De onderzoeken naar een herijking van het belastinggebied van de provincies eventueel ter vervanging van de provinciale opcenten MRB. Dit kan van invloed zijn naar verwachting vanaf 2024.
  • Met de beleggingen van het Nazorgfonds zou op de lange termijn 4,4% rendement gehaald moeten worden, namelijk de rekenrente die als uitgangspunt voor het doelvermogen wordt gebruikt. Het gemiddelde beleggingsrendement in de laatste jaren ligt onder deze norm. Het is onzeker of op de lange termijn dit rendement daadwerkelijk kan worden behaald. In 2021 wordt een landelijk onderzoek gedaan naar de berekening van de rekenrente om te bepalen hoe die beter aan kan sluiten bij de werkelijke rendementen.
Deze pagina is gebouwd op 05/25/2021 18:08:47 met de export van 05/20/2021 11:10:47